Luther vond dat de zondagsheiliging plaats moest vinden door de kerkdienst en door de rust van arbeid voor mensen en vee. Luther fundeert dit op de scheppingsordening, God rustte ook op de zevende dag. Luther wilde echter niet dat de zondig op een wettische manier werd verstaan. De zondag beoogt het herstel van mens en vee en er klinkt een uitnodiging om het Woord van God te horen. De zondag is hiervoor de geschikte dag omdat dit traditie is en de orde zo bewaakt wordt, aldus Luther. Uitgesloten van de kerkdienst zijn degenen die een vleselijk leven leiden, aldus Luther. Ware godsdienstheiliging is het horen van het Woord van God in de kerkdienst. Bijzondere gebruiken zoals het dragen van nette kleren en een werkverbod wijst Luther af. Zondagsrust is voor Luther geen werk doen, waardoor Gods werk verhinderd wordt. Typerend voor Luther en het lutheranisme is dat de zondagsheiliging niet wettisch is, om zo de zondagsheiliging niet tot een vroom werk of zelfheiliging te maken.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 646-647)