Bij het doorzetten van de reformatie in Duitse gebieden, had de vorst een centrale rol. De vorsten verkeerden in een voortdurend spanningsveld van geloof en macht. Er zijn verschillende vormen hoe de vorst omging met de reformatie. Allereerst waren een groot aantal vorsten die de reformatie beschermde en waar nodig corrigeerde. Daarnaast waren er vorsten die op een georganiseerde manier in rooms-katholieke gebieden de reformatie invoerden. Daarnaast kon er ook sprake zijn van een late reformatie, na een decennialange fase van een voorreformatie.
Voortdurend bewogen de vorsten zich in de spannende verhouding van geloof en politiek. Daarbij namen ze ook hun eigen religieuze standpunten in. Zo was de landgraaf Philips van Hessen het reformatorische standpunt toegedaan dat alleen de schrift (sola scriptura) zeggingskracht heeft in zaken van het geloof. Andere reformatorische standpunten of rooms-katholieke standpunten had hij dan weer niet. Daarom is het lastig om de vorsten te plaatsen.
Duidelijk is wel dat de landsvorst in Duitsland de rechten en plichten overnam, die daarvoor de keizer en de paus hadden. Zonder de ondersteuning van de vorsten kon de reformatie zich niet doorzetten. Zonder de vorsten had het protestantisme waarschijnlijk niet overleefd.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 229-233)