Luther is mede vanwege zijn werk als Bijbelvertaler zo bekend geworden. In september 1522 vertaalde hij het Nieuwe Testament. In 1534 was hij ook klaar met het Oude Testament. Luther werkte niet in zijn eentje aan zijn Bijbel, hij liet ook andere Wittenbergse theologen meekijken. De Bijbelvertaling van Luther wordt maatgevend en vertalingen in andere talen maakten ook gebruik van de vertaling van Luther.
Luther had een grote aanleg voor taal en hij was in thuis de traditie van de retoriek. Belangrijke voorwaardes waren dit voor zijn Bijbelvertaalwerk. Luther vertaalde de Bijbel op een theologische manier, hij zag in de Bijbel Christus als het midden van de schrift. Daarom moest voor Luther retorisch vertalen ook theologisch vertalen zijn. Luthers vertaalwerk beperkte zich niet tot de Bijbel, maar was breed en veelvuldig. Zo vertaalde Luther ook veel van zijn eigen polemische geschriften in het Latijn of het Duits.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 709-711)