De universiteit ontstond in de late middeleeuwen. De bedoeling van een universiteit was om kennis te verzamelen, door te geven en te bemiddelen. Opdracht van de universiteit was om een kerkelijke en wereldlijke elite op te leiden. Vertegenwoordiger van de universiteit was de rector. Er waren vier faculteiten op een klassieke universiteit: filosofie, medicijnen, rechten en theologie
Luther werd in 1501 ingeschreven in het register van de universiteit van Erfurt. Tot aan 1505 werd hij opgeleid in de vrije kunsten. Daarna ging hij op de wens van zijn vader rechten studeren, maar wisselde om monnik te worden. Hij behaalde de doctorgraad in de theologie.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 711-713)