Luther stelt dat twijfel de tegenstelling van het geloof is. Twijfelen is Gods beloften in leugens veranderen en Christus tot een leugenaar maken. Twijfel is een werkwoord dat zich aandient in een leven van een christen. Het is niet altijd aanwezig, maar verschijnt in tussenpozen. Luther stelt dat alle terreinen van het christelijke geloof zijn gericht op de ontkenning van twijfelen. Algemeen geldt dat een waar geloof niet twijfelt. Wie in God gelooft, ontvangt zeker beloftes en twijfelt niet. Twijfel moet tegengegaan worden door het gebed. De Heilige Geest zorgt er voor dat christenen niet aan de geloofszekerheden gaan twijfelen.
Anderzijds mogen wel tradities, autoriteiten en conventies betwijfeld worden, aldus Luther. Hierbij valt aan de kritiek op de Roomse kerk te denken of de aflaatpraktijk. In het kader van leven als persoon in deze wereld is twijfelen geen zonde. Twijfel hoort volgens Luther in het kader van wet en evangelie in het bereik van de wet.
Zelfs wanneer voor een christen alles zeker lijkt, blijft er twijfel. Luther stelde dat alle dingen mogelijk zijn, voor die gelooft en dat alle dingen onmogelijk zijn voor diegene die twijfelt. Luther zelf twijfelde, maar was geen twijfelaar.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 792-793)