In de zestiende eeuw werd het spreekwoord veel gebruikt. Het was voor geleerden een bekend retorisch kunstmiddel waarmee zowel de uitdrukking als de inhoud van antieke spraak en gedachtegoed in een relevant humanistisch onderwijsprogramma overgedragen werd. Spreekwoorden zijn een bekend retorisch kunstmiddel om iets te legitimeren. Het zijn spreuken voor alle terreinen van het leven. Voor Luther hebben spreekwoorden een grote autoriteit en gewicht in de zaken. Luther maakt daarbij duidelijk onderscheid tussen waarachtige en waardeloze spreekwoorden. Luther hanteert het criterium van kortheid, eenvoudigheid, autoriteit en gewicht voor spreekwoorden. Eigenlijk bedoelt Luther met spreekwoorden niet vaste uitdrukkingen, maar spreuken zoals die in de Bijbel staan zoals de spreuken van Salomo. Spreuken zijn zo een drager van een verborgen goddelijke waarheid. Daarnaast gebruikt Luther spreekwoorden ook als een scheldwoord.
Luther gebruikt spreekwoorden in allerlei tekstsoorten, in moralistisch-didactische zin, in pastorale zin, in homiletische en exegetische zin, maar vooral in zijn polemische geschriften. In polemische teksten dienen de teksten om de tegenstander met spot en hoon te overladen. Voor Luther is polemiek en het gebruik van spreekwoorden identiek aan elkaar.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 655-657)