Voor Luther stond het bovenaan dat God onveranderlijk, betrouwbaar en trouw is. Dit betekent voor Luther dat God ook verkiest. Luther ontvouwt de leer van de predestinatie in het kader van de heilszekerheid. Voor Luther horen bij de concentratie op de vraag naar de heilszekerheid geloof en verkiezing bij elkaar. Luther ziet niet de geloofszekerheid als de diepste heilszekerheid, maar de verkiezingszekerheid als het diepste fundament van de heilszekerheid. De uitverkiezing laat ons zien dat de waarheid en de vrijheid van ons bestaan in het geloof liggen.
Luther stelt dat de vraag naar de dubbele predestinatie, dus zowel de verkiezing als de verwerping, van God wegvoert. Luther ziet deze vraag als een vraag van de duivel. Deze vraag leidt tot twijfel over de goedheid van God. Deze vraag ontstaat wanneer wij ons op onszelf verlaten, wanneer ons handelen bepalend wordt voor onze verkiezing. Met deze vraag gaan we boven God staan, aldus Luther.
Belangrijk is dat door de verkiezing van de mens de vrije wil van de mens met betrekking tot zijn heil bevraagd wordt. Als wij onze vrijheid misverstaan, stellen wij onze heilszekerheid op spel, aldus Luther. De verkiezing leidt tot niet morele autonomie, zo stelde Luther. Luther stelt de verkiezing gelijk met de genade. Voor deze genade is een houding van geloofsgehoorzaamheid nodig. Dit is een houding die de verkiezing en verwerping in Gods hand legt, en deze beiden uit Gods hand ontvangt. De gelovige kan dit omdat hij in Christus zeker van zijn heil is.
Luther schaart de verkiezing onder Gods almacht en dit hoort zo bij de theologische fundamenten van de theologie. God blijft aan ons trouw, waardoor hij de betrouwbaarheid voor de oriëntering van ons handelen verleent. De verkiezing leidt ertoe dat men van zichzelf afziet en zichzelf ziet in Jezus Christus in relatie met God en de naaste en dat de mens zo in dienst van de naaste gaat treden.
Voor Luther betekent de leer van de predestinatie dat niets ons van God kan scheiden. Voor Luther is Gods verkiezend handelen de verzekering dat op iedere plaats God aanwezig is om te begeleiden. Luther pleit ervoor om zich alleen aan God te houden zoals Hij zich geopenbaard heeft. Dan alleen krijgen we de werken van God in het oog.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 556-558)