Home / Lutherencyclopedie / Paus

Paus

De paus was een van de hoofdoorzaken van de Reformatie. Allereerst kwam dit doordat de paus stelde dat hij plaatsvervanger van Christus op aarde is en dat men hem als Christus moest vereren. Ten tweede kwam dit doordat de paus de autoriteit had om uitspraken te kunnen doen over de waarheid van de Schrift. Ten slotte hadden de reformatoren ook moeite met de hiërarchische structuur van de kerk, waarbij de paus het hoogste gezag had, zij wezen dit stelsel af. Het hoogtepunt van de kritiek op de paus was dat men de paus tot antichrist verklaarde. Men zag in de paus de grootste tegenstander en verhinder van God in deze wereld, vanwege zijn veruiterlijking en materialisering van het gezamenlijke religieuze leven.

Aanvankelijk had Luther geen kritiek op de paus, maar hoe langer hoe meer ging hij in het pausdom steeds meer de laatste consequentie zien van een verkeerde theologie en vroomheidsconcept. Voor Luther werd het alternatief de paus of het Evangelie. De paus met al zijn rijkdom en macht stond tegenover de lijdende en dienende Christus. Op het punt van de paus zijn uiteindelijk de Rooms-Katholieke Kerk en de Reformatie uit elkaar gegaan.

Het duurde wel even voordat de ontwikkeling van de Reformatie Rome had bereikt. Ongeveer een halve eeuw heeft het geduurd voordat men in Rome doorhad wat de kritiek van een monnik op de kerk betekende.

De kritiek van de Reformatie was vooral gericht op de pausen die heersten tijdens de renaissance in de periode van 1447-1534. Daarna kwamen de reformatiepausen die heersten van 1534-1549.

Het pausdom tijdens de renaissance staat voor de verwereldlijking en toenemend heidendom voor protestanten. Toch moet hier genuanceerd over gedacht worden, de pausen uit die tijd wisten ook weer te zorgen voor een eenheid. De paus kreeg wel steeds meer macht en de paus kwam aan het hoofd te staan van de wereldordening. Hierdoor is het niet verwonderlijk dat Luther in de paus de apocalyptische antichrist zag.

Luthers actieve leven viel in de tijd van vijf pausen. Allereerst was er Julius II, die paus was van 1503-1513. Hij gaf de opdracht aan beroemde schilders en kunstenaars en maakte zo Rome tot de bloeiplaats van de Italiaanse hoogrenaissance. Ook kwamen onder zijn leiding de aflaten op gang, waarbij geld nodig was voor de bouw van de Sint-Pieter.

Aanvankelijk had Luther hoge verwachtingen van de volgende paus, paus Leo X (1513-1521). Deze paus was uit het voorname geslacht van De Medici. Toch bleven de hervormingen uit tijdens deze periode en werd Luther door de paus in de ban gedaan.

Paus Adrianus VI, (1522-1523), een Nederlandse paus, kon weinig uitrichten. Hoewel hij veel hervormingen wilde doorvoeren, de reformatie wilde indammen en de katholieken verenigen tegen de Turken, lukte dit allemaal niet tijdens zijn bewind.

In welke crisis zich het pausdom bevond door het optreden van Luther, werd duidelijk toen paus Clemens VII (1523-1534) aan de macht kwam. Grote delen van Duitsland en van Scandinavië gingen verloren tijdens de Reformatie. Ook maakte koning Hendrik VIII en in hem geheel Engeland zich los van Rome en stichtte een eigen kerk. Tot overmaat van ramp werd Rome in 1527 ook nog eens geplunderd door Duitse troepen.

Onder paus Paulus III (1534-1549) kwam er een verandering in het pausdom. Er kwam een commissie die als taak had de kerk te hervormen en er kwamen nieuwe orden zoals de jezuïeten en de kapucijner monniken. Toen de Reformatie ook in Italië opkwam, stichtte Paulus III in 1542 de inquisitie. Ook riep paus Paulus III het Concilie van Trente bij elkaar. De intentie van het concilie was om zich af te grenzen van de protestanten en haar leden te hervormen. Een reformatie van de Romeinse Curie was verboden, slechts in beperkte mate werden door de pausen hervormingen ingevoerd.

(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 528-534)