Al tijdens zijn leven hebben vrienden en vijanden verschillende stadiën van zijn leven en werk theologisch geïnterpreteerd. Belangrijk is hier Philipp Melanchthon, die in zijn werk Luther karakteriseert. Vooral van belang zijn Luthers afgrenzingen van het katholieke en ook gereformeerde christendom. Luther wordt daarnaast ook geprezen als “zalig mens”, die een heroïsche roeping van Godswege had in zijn levenswerk als kerkelijk ambtsdrager.
Johannes Calvijns duiding van Luther in zijn Institutio relgionis Christianae (1559) was voor de internationale verbreiding van Luther doorslaggevend. Wereldwijd werd Luthers rechtvaardigingsleer, schriftprincipe en kritiek op Katholieke gebruiken vaak door calvinistisch gevormde theologie bekend. Terwijl calvinisten Luther als reformator en kerkvader zagen, bewaarden de luthersen een kritische distantie tot andere vormen van het protestantisme.
In de tijd van het piëtisme en de verlichting ontstonden er pluralistische beelden van Luther. Piëtisten voelden zich verbonden met de theologie van het hart bij Luther. Zij zagen Luther als de bevrijder die in de waarheid leidt.
Luthers verstaan van vrijheid werd door de verlichtingsdenkers overgenomen. Luthers zoeken naar waarheid en zijn verdediging van de gewetensvrijheid moest de mens tot tolerantie en religievrijheid leiden.
De filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel heeft op een bijzondere manier het denken van Luther gewaardeerd. Voor Hegel waren de begrippen van vrijheid en waarheid van belang. Het menselijk handelen is volgens Hegel te zien als vrij en oprecht.
Het populaire Lutheronderzoek uit de 19e en de 20ste eeuw was door nationaalsocialisme vervormd. De geschriften van Luther over Joden werden in het Derde Rijk gebruikt voor antisemitisme.
De Deense filosoof Sören Kierkegaard had kritiek op Luther. Volgens hem had de theologie van Luther moeten leiden tot ascese en martelaarschap. Kierkegaard vindt dat Luther zijn reformatorische idealen opgeeft door ja te zeggen tegen de wereld en door te trouwen met een vrouw.
De wetenschappelijke bestudering van Luther werd door het verschijnen van een kritische uitgave van de geschriften van Luther mogelijk. Deze geschriften zijn gebundeld in de zogenoemde Weimarer Ausgabe (1883-2009). In deze teksten kwam de deemoedstheologie en de kruistheologie tot uitdruk.
In de beginjaren van de 20ste eeuw kwam er dan ook een renaissance van het werk van Luther. Belangrijk hiervoor was de theoloog Karl Holl. Christus is bij Holl het werktuig van de God, die de vereniging met God ziet als overeenstemmen van de wil. De rechtvaardiging is uitdrukking van dit Goddelijk werk. God ziet in het rechtvaardigingsoordeel de toekomstige vernieuwing van de mens, die God al als plaatsgevonden werkelijkheid kan zien. Omdat Gods wil een werkzame wil is, verandert Zijn oordeel de werkelijkheid van de mens en daarom is rechtvaardigverklaring tegelijkertijd ook een begin van de rechtvaardigmaking.
Verschillende theologen hebben ook geprobeerd het werk van Luther te verbinden met de theologie van Karl Barth. Toch was Barth vrij kritisch op het werk van Luther omdat hij volgens Barth de eschatologische grens tussen eindig en oneindig overschrijdt. Belangrijk is wel voor Barth dat bij Luther in de rechtvaardiging Woord en geloof de inwoning van God in de mens constitueren.
Na de Tweede Wereldoorlog was Gerhard Ebeling een belangrijke onderzoeker van Luther. Ebeling stelde dat hoewel Luther gevormd werd door de middeleeuwse schriftuitleg, ook zijn eigen wegen koos. Volgens Ebeling is de theologie van Luther gevormd door tegenstellingen zoals letter en geest, voor God en voor de mens, geestelijk en wereldlijk, geloof en werk, woord en geloof.
Naast Gerhard Ebeling was ook Heiko A. Oberman een theoloog die veel onderzoek deed naar het werk van Luther. Volgens hem is er een duidelijke lijn tussen de late middeleeuwen en de Reformatie. Veel onderzoek dat naar Luther gedaan wordt is nu historisch onderzoek.
In Duitsland is er het Luther-Gesellschaft en de vereniging voor reformatiegeschiedenis. Ook tijdens het Lutherdecennium (2008-2017) zijn er veel activiteiten geweest. Ook is er een Lutherjahrbuch met uitvoerige documentatie van het onderzoek naar Luther.
Ook Katholieken hebben onderzoek gedaan naar Luther. Vaak ging het dan om de confessionele verschillen met Luther. Ook zijn er pogingen gedaan om Luther psychologisch te duiden. Vanaf de jaren 40 van de 20ste eeuw waren er katholieke theologen die Luther niet als ketter bestempelden, maar stelden dat Luther kritiek had op een bepaalde stroming binnen het rooms-katholicisme. Dit leidde ertoe dat er oecumenische kringen ontstonden om rooms-katholieken en lutheranen bij elkaar te brengen. De Gemeinsame Erklärung zur Rechtfertigungslehre (1997/1999) is hier een voorbeeld van. De paus heeft in 2007 ook herroepen dat Luthers geloofsbegrip subjectivistisch is.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 415-419)