Het kerklied in de volkstaal behoorde samen met de Bijbel en de Catechismus tot de elementen waarin de Reformatie tot uitdruk kwam. Een gemeente die in haar eigen taal zong, was voor de Reformatie iets totaal nieuws.
Voor Luther was de muziek het hartstuk van zijn theologie. Luther meende dat het Woord van God alleen dode tekst blijft, als het ingesloten is in de Bijbel, wanneer het niet tegelijkertijd verkondigd, bemiddeld en gehoord wordt. Luther zag het lied en de muziek als een drager van het Goddelijke Woord. De bijzondere natuur van de muziek werkte sterker op de mensen in dan het gesproken woord alleen, zo meende Luther. Het gezang moest evenals de preek de verkondiging van Gods Woord dienen en het was daarmee een belangrijk onderdeel van de eredienst van de gemeente.
Omdat Luther er zich van bewust was dat een tekst die werd begeleid door een melodie veel kan uitwerken, begon Luther vanaf 1523 liederen in het Duits te schrijven. Er kwam in die tijd ook een geestelijk gezangboek, waarin vierstemmige liedverzamelingen stonden, bedoeld voor het schoolkoor. In de periodes van 1526-1529 en 1535-1543 schreef Luther veel liederen. ‘Een vaste burcht is onze God’ is waarschijnlijk geschreven in de jaren 1526-1529. In totaal heeft Luther ongeveer 36 liederen geschreven.
De liederen van Luther braken niet met de middeleeuwse traditie. De liederen die Luther schreef zijn onderdeel van zijn tijd. Sommige liederen zijn ook bewerkingen van gregoriaanse liederen, waarvan hij de melodie op de Duitse tekst overdroeg. Het is moeilijk vast te stellen welke teksten en melodieën Luther daarbij zelf heeft geschreven en welke niet. Waar Luther wel bijzonder de hand in heeft gehad, waren de Psalmen. Luther heeft daarnaast altijd de tekst veranderd om die zo in te passen in de rijm en het ritme van de Duitse taal.
In de liederen van Luther wordt een veelheid van vormen waargenomen. Luther maakt gebruik van stijlfiguren, waaruit duidelijk wordt dat God en de mens een rechtstreekse verhouding hebben. Ook wordt de liederen een persoonlijke dimensie gegeven, waardoor de gelovige zich direct aangesproken voelt.
De boodschap die in de liederen te vinden is, bestaat uit verschillende thema’s. Zo komen thema’s langs als de genade en de weg tot de genade, de kerk als bruid van de Heere, het gevaar van de Turken, de vrede en het avondgebed. Ook heeft Luther een aantal liederen geschreven voor de dagen van het kerkelijk jaar. Onder andere voor Kerst, Pasen en Pinksteren schreef Luther liederen. Ook maakte Luther liederen over de Tien Geboden, het Avondmaal, het Onze Vader en de Doop.
In hun veelvoud van thema’s en vormen stemden de liederen overeen met de reformatorische boodschap en werd de kern van de reformatorische leer verwoord. De liederen richten zich op de gewone man en spreken het hart aan. De liederen zijn sterk gevormd door de Bijbel, die de taal en de inhoud van de liederen bepaalt. Zo heeft het zingen van liederen eraan bijgedragen om de Bijbel bij de gewone mensen te brengen. Het heeft waarschijnlijk zelfs een grotere rol gespeeld dan het lezen uit de Bijbel zelf, omdat die in de zestiende eeuw nog nauwelijks toegankelijk was. Door de liederen werden abstracte concepten vermeden en werd de geloofsinhoud gepreciseerd en aanschouwelijk gemaakt.
De kerklieden waren een belangrijke factor voor de verbreiding van de Reformatie. Doordat de kerkliederen op straat, in herbergen en op markten werden gezongen, veroverden de liederen zo de openbare ruimte en werden door allerlei soorten mensen uitgedragen zoals kooplieden, marskramers, handwerkers, maar ook vagebonders en bedelaars.
De kerkliederen van Luther werden het uitgangspunt voor een grote beweging die zorgde voor een opleving van de muziek en dichtkunst van liederen. Doordat de protestanten zoveel liederen zongen gingen de rooms-katholieken zich hier ook aan aanpassen. Liederen hadden in de protestantse cultuur een betekenis die zijn gelijke niet kent.
In de zeventiende eeuw begon het gemeenschappelijke karakter van de liederen te verdwijnen en kregen de liederen een zeer persoonlijke en emotionele noot, dit komt tot uitdrukking in de passies en cantaten van Johann Sebastian Bach.
De kerkliederen van Luther staan aan de basis van een geestelijke muziekcultuur, die onder meer voor het werk van Bach hebben gezorgd. Ook hadden de liederen een functie van een “klinkende preek” waardoor een muzikale veelvoud ontstond met allerlei thema’s uit de geloofsleer. De liederen en de Heilige Schrift werden tot een centrale bron voor de protestantse muziekcultuur. Muziek in de eredienst was een eenheid met de eredienst die gericht was op het Woord. Zo is er bij Luther een onverbreekbare verbinding tussen muziek en theologie te vinden.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 385-389)