Door de Reformatie werd het huwelijk gezien als een staat die voor God goed is, de hoge waardering voor het ascetische leven en het celibaat kwam te vervallen.
In het werk van Luther is een verschuiving te bemerken in de omgang met het huwelijk. Waar hij eerst ascetische en sceptische geluiden laat horen over het huwelijk, wordt hij steeds gematigder. Het huwelijk wordt door Luther als iets positiefs gezien vanaf het jaar 1522. Volgens Luther is het een gebod van God om te trouwen en kinderen te krijgen, hij ziet dit als een scheppingsorde. Luther ziet de opvoeding als een Goddelijke opdracht voor de ouders. De verantwoordelijkheid ligt bij de man voor het huishouden. Luther wijst ook het celibaat af en dat maakt het mogelijk dat ook ex-priesters trouwen.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 181-182)