Luther heeft zich in drie verschillende contexten uitgelaten over dieren. In de eerste plaats met verhalen over de scheppingsgeschiedenis, in de tweede plaats tijdens zijn tafelgesprekken en in de derde plaats bij fabels en andere geschiedenissen die metaforisch zijn. Luther heeft zelf een hond gehad, die Tölplin heette.
Voor Luther heeft de zondeval een duidelijke uitwerking op de verhouding van mens en dier. Luther zou soms willen dat hij zo kon bidden als een hond die ziet op het vlees. Op de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde zullen ook honden zijn, zo stelde Luther. Daar zullen zij een gouden huid en haar van parels hebben, aldus Luther.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 304-305)