Het stadje Marburg speelde een centrale rol in de topografie van de Reformatie. In deze stad resideerde Filips van Hessen, de landgraaf van Hessen, die ook de Reformatie was toegedaan. Tot aan het einde van de jaren 20 van de zestiende eeuw had de landgraaf zijn residentiestad uitgebouwd. In de stad was ook een universiteit, waarbij men wilde concurreren met de stad Wittenberg. De opleiding was Bijbels-humanistisch en men wilde concurreren met de universiteit van Wittenberg, waar Luther werkte.
Filips van Hessen was een hertog die uit was op samenwerking en verbinding tussen verschillende landstaten en keurvorsten. Toen de Reformatie in 1529 werd verboden, twijfelde Filips niet om te proberen de reformatorische beweging aan elkaar te verbinden. Toch was dit niet zo eenvoudig. Filips benaderde Zwingli, maar hij had een hele andere benadering van het Avondmaal dan de theologen die in Wittenberg werkten. Deze verschillende opvatting over het Avondmaal dreigde de reformatorische beweging uit elkaar te drijven. Hierdoor werd echter de positie van de protestanten verzwakt. Daarom was het nodig dat de theologische verschillen uit de weg geruimd werden en dat er overeenstemming kwam tussen de reformatorische partijen. Met deze reformatorische partijen wilde Filips een gezamenlijke politiek voeren. Filips wilde daarom een afspraak maken met de Zwitserse theologen Johannes Oecolampadius en Huldrych Zwingli en de Wittenbergse theologen Maarten Luther en Philipp Melanchthon.
Filips van Hessen had belangrijke redenen om Zwingli en de Zwitsers te betrekken in zijn program. In het geval van de politieke constellatie, konden zij een ondersteuning zijn in de oorlog. Voor Filips was de Zwitserse Avondmaalsopvatting geen probleem, deze was te verenigen met zijn reformatorische opvatting van de geldigheid van de Heilige Schrift. Filips kreeg de Wittenbergse theologen zo ver door te vermijden dat Zwingli ook naar het gesprek zou komen. Van 1 tot en met 4 oktober 1529 vond het gesprek plaats, maar omdat zowel Zwingli als Luther vasthielden aan hun opvatting over het Avondmaal, kwam men niet tot een overeenstemming. Toch kwam het door druk van de landgraaf zo ver dat men overeenkwam in 14 van de 15 stellingen, het Avondmaalsartikel uitgezonderd. Met het godsdienstgesprek was het gelukt om de reformatorische partijen aan een tafel te krijgen. Naast Zürich en Wittenberg was zo Marburg ook een belangrijke centrum voor de Reformatie geworden. Nieuwe vormen van eenwording waren mogelijk zoals blijkt uit de concordie van Stuttgart uit 1534 of de Wittenbergse concordie uit 1536.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 472-474)