In het Hebreeuws zijn er wel tien namen te bedenken voor God. De veelvoud van namen geeft aan dat het niet gaat om een God, maar om een veelvoud van goden. Naast deze veelvoud aan namen is er ook de singuliere naam van Heer, wat de enige juiste naam is voor de natuurlijke God. Volgens Luther is God de eeuwige bron van het goede, die Zich overgiet met het goede en van Wie alles wat goed is uitvloeit. Luther maakt daarbij onderscheid tussen een algemeen spreken over God en een persoonlijke gevormde spraak tot God, die gelovigen formulieren na een belofte ontvangen te hebben. God valt volgens Luther niet te thematiseren in een abstract schema van Godsbewijzen of in een zijns- of attributenleer. Voor Luther is God Iemand waartoe men de toevlucht kan nemen in alle nood. Een God hebben is voor Luther niets anders dan Hem van harte vertrouwen en geloven. God is geen abstracte Zijnde, maar een samenzijn van God en gelovigen. Want die twee horen bij elkaar, geloof en God. Waarnaar je hart uitgaat en waar het naar verlangt, dat is je God, volgens Luther. Overtuigde monotheïsten tenderen soms naar polytheïsme, aldus Luther. Zij die vertrouwen in hun grote kunst, verstand, geweld, gunst of vriendschap hebben ook een God, maar niet de rechte enige God. Voor Luther zijn er in het godsbeeld enkele centrale verschillen zichtbaar zoals het verschil tussen de genadige en de toornige God, de verborgen en de geopenbaarde God, de verre en de nabije God en de actieve en passieve gerechtigheid van God. Daarnaast spreekt Luther over God op een trinitarische, symbolische en metaforische manier.
De naam van God betekent dat Hij genadig, barmhartig, geduldig, waarachtig en trouw is en dat op een singuliere en exclusieve manier. Daarom is het niet mogelijk om bijvoorbeeld de menselijke barmhartigheid met de Goddelijke barmhartigheid te vergelijken. God geeft zonder aanzien van de persoon. God geeft Zijn vredesorde, maar Hij geeft ook concrete gaven zoals gezondheid, kinderen, kracht, taal, rede en een stem. Barmhartigheid en genade zijn geen abstracte, maar mededeelbare attributen, die in geloof aan God gegrepen kunnen worden. God toont Zich genadig aan allen die Hij troost. De genadige God laat Zich vinden, als Hij gevonden wordt in geloof aan Christus. God is vriendelijk en minzaam voor iedereen. God is zelfs genadig in situaties waar de persoon met zichzelf ongenadig is.
Gods genade wordt echter niet eenzijdig gepresteerd, dat God alleen als genadig te ervaren is. God wordt door de gelovige niet alleen als de liefhebbende waargenomen. Hoewel God niet graag toornt, moet Hij het wel doen. Toch is toorn een indirecte heenwijzing naar genade. Hoe God dreigt, zo gebeurt het. God kan toornen op de mens door het Woord van God hem voor te houden. God toornt ook over ondankbaarheid. God laat Zijn Woord aan ons verkondigen, wanneer Hij ons straffen wil. God is vijand van de zonde en straft die zonde gruwelijk. God schenkt niet alleen ongeluk, zonder ook troost te geven. Onder Gods toorn verbergt zich voor de gelovige liefde en goederen.
Verwant aan het verschil tussen de genadige en toornige God is het verschil tussen de geopenbaarde God (deus revelatus) en de verborgen God (deus absconditus). Wanneer God het verste weg lijkt te zijn, is Hij het meest dichtbij. God openbaart Zijn geheim aan de geringen en verbergt het voor de verstandigen. God kan niet anders, dan zijn barmhartigheid openbaren, en de weg om dit te doen is door het Evangeliewoord. Gods Woord moet Zich verbergen en verstoppen, zodat wij Het kunnen grijpen.
God voert ons aan de rand van der vertwijfeling door Zich te verbergen. Als de verborgen God werkt God de dood, de zonde en het boze. Als God Zich openbaart is dat altijd ten dele. God verbergt Zich in Zijn majesteit en geeft tegelijkertijd alles in Christus. Wie een genadige God wil vinden, moet Hem in Christus aangrijpen. God toont Zich aan de gelovigen onder het tegendeel, door Zijn almacht te verbergen. Het is Gods natuur dat Hij Zijn kracht laat zien door nietigheid en zwakheid. God verkleedt Zich in Zijn zwakheid als een masker en een vermomming. God speelt met de gelovigen, die Zijn lieve kinderen zijn. In onderscheid van de naakte God, kleedt God Zich in Zijn beloften: God vermomt Zich in Christus. Zonder Christus zijn de werken van God onmogelijk en dwaas, aldus Luther. Volgens Luther zijn alle creaturen maskers en vermommingen van God, die Hij met Zich wil laten werken en helpen. Zodat wij alleen aan Zijn Woord zouden hangen.
Een omstreden verschil is Luthers onderscheiding tussen de actieve en de passieve gerechtigheid van God. Dit verschil werd bekend door zijn Opera Latina uit 1545, waarin Luther zijn reformatorisch ontdekkingsproces beschreef. Luther vermeldt dat het woord gerechtigheid uit Romeinen 1 : 17 bij Luther haat op riep. Want Luther had geleerd dat daarmee Gods formele en actieve gerechtigheid bedoeld zou worden. Luther dacht dat met de gerechtigheid van God bedoeld werd de straffende gerechtigheid van God. Luther ontdekte echter dat veel meer met deze gerechtigheid de door de gelovige geloofde belofte van het Evangelie bedoeld werd. Dat is een Goddelijke gerechtigheid, die de gelovige passief als een geschenk mag ontvangen. Dat is een gerechtigheid die wij niet maken door ons doen of ons werken, maar die een Ander in ons werkt en schept. Alles wat God in ons werkt, of wat wij door onszelf werken heeft geen nut voor de rechtvaardiging. Het geloven van dit Woord is geen actief rechtvaardig makende conditionele voorprestatie om gerechtvaardigd te worden, maar wordt door de gerechtigheid van God geschapen.
Luther stond een trinitarisch begrip van God voor. Luther had wel moeite met het woord triniteit of drie-enigheid. Dit omdat God totale harmonie is en dit woord in de Bijbel niet voorkomt. Luther stelt dat geloofd wordt dat drie Personen een enig God zijn. De betrokkenheid van de drie Personen op elkaar stelt Luther voor als een communicatief woord of gesprek, dat God in Zijn wezen met Zichzelf heeft.
God is op verschillende manieren een Woord van onze taal is, blijkt onder meer in metaforen en symbolen. Zo is een bekend gezegde dat het niet goed gaat als God niet in de boot zit. In de Bijbel spreekt men in “menselijke” taal van God. God is als een akkerman, trouwe herder of een steenhouwer. Een mooi beeld vind Luther God als wijngaardenier die op de zijnen wacht in Zijn wijngaard. Ook stelt Luther dat God een “gloeiende bakoven” van liefde is.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 269-273)