Home / Lutherencyclopedie / Gebed

Gebed

Het gebed is voor Luther een levenshouding en de grondcommunicatie voor het geloof. Het is ’s ochtends vroeg het eerste en ’s avonds het laatste werk. Luther stelt dat niemand die werkt geen tijd meer over zou kunnen hebben om met God te praten.

Naar aanleiding van gedeeltes in de Bijbel over bidden, het Onze Vader en in zijn catechismussen gaat Luther in op de praktijk van het gebed en de pastorale begeleiding bij het bidden. De houding in en tot het gebed is voor Luther telkens weer aanleiding tot kritiek op de Rooms-Katholieke kerk en de mispraktijk.

Volgens Luther dient men te bidden met veel gevoelen en met weinig woorden. Wat we moeten bidden staat bovenal in het Onze Vader, maar ook in de Psalmen, de Tien Geboden en de Geloofsbelijdenis. Ook uitspraken van Christus en woorden van Paulus zijn nuttig voor het gebed, aldus Luther.

Het gebed als oratio hoort naast de meditatio (het overdenken van het Woord van God), en de tentatio (aanvechting) bij het leven van een christen. Luther verbindt zijn verstaan van het gebed met Schriftmeditatie, die leidt tot theologische erkenning van de relatie tussen God en mens. Het gebed leert om onszelf en God te erkennen. In het gesprek met Gods Woord ziet Luther de communicatie tussen God en mens verankerd. God spreekt de mens aan in de Bijbel, de mens spreekt God aan door het gebed.

In het gebed doen zich een aantal aspecten voor van de verhouding tussen God en mens. Allereerst het soteriologische aspect door het belijden en het bidden om barmhartigheid. Maar ook zit in het gebed een ecclesiologisch aspect door het aanroepen van God om samen te komen en Hem aan te roepen voor Zijn genade. Tot slot is er in het gebed een eschatologisch aspect, waarbij gebeden wordt om de komst van Gods Rijk.

Voor Luther is het zeker dat de gebeden door God gehoord worden. Dat wordt bezegeld door het ‘amen’. Zo mag men weten dat het gebed niet in het luchtledige wordt gedaan. De waarde van het gebed is dan ook niet te onderschatten. Luther drukt het uit door te zeggen dat het gebed het meest zware werk op aarde is, de hoogste godsdienst en oefening van het geloof.

(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 236-237)