De bekende stelling van Luther over de ervaring luidt in het Latijn: “Sola experientia facit theologum”: “Alleen de ervaring maakt een theoloog”. Luthers nadruk op de ervaring is niet verrassend te noemen, gezien zijn achtergrond als monnik, die gevormd was door de monastieke theologie van Bernardus van Clairveux. Deze theologie is erg gericht op de ervaring. De individuele ervaring is de bron en het doel van alle theologie, zo stelde Luther.
Ongebruikelijk is de exclusiviteit die Luther toekende aan de ervaring. Toch is bij Luther het begrip ervaring niet in strijd met de Schrift. De Bijbel is superieur tegenover elke menselijke ervaring. Luther verbindt in zijn geschriften vaak juist deze twee grootheden: Schrift en ervaring.
Luther maakt onderscheid tussen twee soorten ervaringen: gebeurtenissen die men mee kan maken als mens (experientia externa) en ervaringen die zich afspelen in het hart en in het geweten (experientia interna). Een voorbeeld van een “experientia externa” is de geschiedenis, die Luther zag als een onuitputtelijke bron van ervaring en waarin de macht van God zelf aan het werk is.
Bij de “experientia interna” laat God ervaren wat Hij toezegt in de Bijbel. Luther zei al vroeg – voor 1517 – dat het uiterlijke Woord van God alleen gehoord wordt als het overeenstemt met het innerlijke gevoel van de mens. De Heilige Schrift wil niet alleen door het denken begrepen worden, maar ook door de ervaring ingeprent worden.
De woorden van de Bijbel, die men hoort of leest, blijven uiterlijk zolang God niet een recht verstand en de ervaring in het hart geeft. Deze innerlijke ervaring is voor Luther niets anders dan het geloof, dat volgens Luther het enige gepaste middel is om te luisteren naar het Woord van God.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 195-197)