Luther had een zeer realistische voorstelling van de duivel of satan. De duivelen kon volgens Luther ‘rammelen’ en ‘daveren’, of als hond verschijnen. Toch is het verhaal dat Luther een inktpot naar de duivel gegooid zou hebben een legende. De voorstelling van de duivel nam Luther van huis uit mee. Zo duidde de vader van Luther het onweer dat Luther bij Stottenheim meemaakte als iets wat door de duivel over hem kwam.
Belangrijker was voor Luther dat de duivel ook in het geestelijke leven kon ingrijpen. De duivel zorgde voor aanvechtingen. De ergste aanvechting door de duivel noemde Luther dat de duivel in ons alleen actieve gerechtigheid wil hebben, terwijl wij alleen maar passieve gerechtigheid hoeven hebben.
De duivel werd de grootste tegenspeler van God in het leven voor Luther, die steeds het tegendeel deed van wat God maakte. God verschrikt de mens eerst en richt hem daarna troostend op. De duivel laat echter de mens in zijn zonden zwelgen en leidt hem tot vertwijfeling. De menselijke wil vergelijkt Luther met een lastdier. Dat dier werd of door God of door de duivel bereden.
De duivel werkt niet alleen bij de individuele mens, maar in de gehele geschiedenis van de mensheid en van het geloof. In het paradijs verzocht hij Adam en Eva al, hij is van het begin af de tegenpartij. Daarom is de duivel ook verbonden met de zonde en de dood.
In Luthers uitleg van Johannes 8 wordt het Jodendom als historische representant van de duivel op aarde genoemd tijdens de omwandeling van Jezus Christus. Na de komst van Christus neemt de duivel de antichrist in dienst. De vleselijke uitbeelding daarvan zijn de Turken, maar de geestelijke afbeelding van de antichrist is de paus, zo stelt Luther.
De Reformatie is dus ook te zien als strijd tegen de duivel en zijn tekeergaan. Luther is daarom te zien als mens tussen God en duivel. Luther is vooral echter iemand te noemen die mee wil werken aan het verwerkelijken van Gods heilsplan. Luther is geen dualist, waarbij de duivel en God allebei evenveel macht zouden hebben. De uiteindelijke leiding van de geschiedenis ligt bij God, die in Christus de zonde, de dood en de duivel heeft overwonnen.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 677-678)