Als zijn vaderland zag Luther allereerst het graafschap Mansfeld, toch kon hij ook over Duitsland of het Duitse land als zijn vaderland spreken. Het Heilige Roomse Rijk was voor hem het rijk van de Duitsers. God had volgens Luther de Duitsers uitgekozen om hen tot de erkenning van het Evangelie te brengen. Luther zag het als zijn opdracht om het Evangelie onder hen te verspreiden. Daarom zag hij zichzelf ook wel als de ‘Duitse profeet’. Zijn gebruik van het Duits voor de Bijbel, zijn geschriften en zijn godsdienst laten zien dat hij in het bijzonder op de Duitsers was gericht. Daarnaast sprak hij ook Saksisch, waardoor hij ook in andere gebieden te verstaan was.
Karakteriseringen van Duitsers die Luther geeft zijn vooral bekend uit zijn ‘tafelgesprekken’. Onder andere noemt hij de Duitsers edel, bestendig en trouw. Ook roemt hij de Duitse eenvoudigheid en waarheidsliefde of de dapperheid en trouw van de Duitse soldaten. Ook zijn er kritische beschrijvingen te vinden in de tafelgesprekken. Daarmee doelt Luther op dronkenschap en brasserijen. In 1528 noemt hij de Duitsers een woest en wild volk, haast half duivel, half mens.
In negentiende eeuw werd Luther tot held gemaakt van het Duitse volk. Luther werd gemaakt tot voorvechter van Duitse vrijheid en eenheid. Niet alleen zijn karakter en zijn gedrag werden als typisch Duits gezien, maar ook zijn theologie die tot redelijke vorm van geloof werd.
In het jubileumjaar 1917 en wederom na 1933 verdrong men Luther zijn theologische betekenis, maar ging het om de betekenis voor Duitsland. Luther werd zelfs tot nationaalsocialist verklaard. Het is dan ook niet verwonderlijk dat tegenstanders van het nationaalsocialisme tijdens en na de Tweede Wereldoorlog in Luther een geestelijke voorloper van Hitler zagen. Zij gaven Luther zelfs de schuld van de opkomst van het nationaalsocialisme.
(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 161-162)