Home / Lutherencyclopedie / Biecht

Biecht

Voor Luther is de biecht het teken en de handeling van de geloofshouding van de christen in het licht van het Evangelie door het geloof in Jezus Christus. Daarbij erkennen wij onszelf ons leven lang als zondaar en bidden om genade. Luther onderscheidt de hartenbiecht voor God en de biecht die gelovigen voor andere christenen uitspreken. Als het vergevingswoord door een ander wordt uitgesproken, kan de vergevingszekerheid sterker worden ervaren. De biecht heeft voor Luther dus een belangrijk pastoraal aspect. Alle christenen is de biecht toevertrouwd: er is geen onderscheid tussen priesters en leken. De biecht moet niet uit dwang gebeuren, maar om de vreugde die de biecht oplevert. Het vergevingswoord en het gelovig toe-eigenen door het heilbegerig geweten zijn de kern van de biecht. Volgens Luther is ons werk dat wij onze zonde beklagen en troost en verkwikking voor de ziel begeren. Gods werk is dat Hij ons vrijspreekt van onze zonden.

Het biechtbegrip bij Luther draagt een apologetische dynamiek: hij bekritiseert alle symptomen van werkgerechtigheid van de middeleeuwse aflaatpraktijk, waar de biecht gekoppeld werd aan de aflaathandel. De rechtvaardiging wordt volgens Luther alleen door het vergevingswoord van Christus in geloof geschonken. Hoewel Luther zich dus verzet tegen de biechtpraktijk van die dagen, weigert hij het af te schaffen vanwege pastorale redenen. Luther verbindt het christen-zijn en de biecht sterk samen: het biechten wordt het kenmerk van een christen.

(Bron: V. Leppin & G. Schneider-Ludorff (red.), Das Luther-Lexikon (Regensburg: Bückle & Böhm 2014), 104-106)