U zegt ergens dat de Doop als een schip is. Hoe bedoelt u dat?
Luther:
Dit schip is sterk en onverwoestbaar. De passagiers zijn zij, die op weg zijn naar de haven, dat wil zeggen naar de vervulling van wat God in het Sacrament heeft beloofd. Alleen springen veel mensen overboord in de zee, zodat ze verdrinken. Dat zijn zij, die niet meer in de belofte geloven en zich in de zonde storten. Maar het schip zelf blijft altijd heel en houdt altijd koers.
Als iemand door Gods genade naar het schip kan terugkeren, heeft hij niet een plank nodig om zich aan vast te houden [het sacrament van de biecht], maar moet hij weer terug in het stevige schip: door het geloof terug naar Gods vaste en blijvende belofte.
Het is zoals Petrus zegt in zijn tweede brief, het eerste hoofdstuk. Hij vermaant de zondaren, dat ze de reiniging van hun vroegere zonden vergeten hebben. Daarmee bedoelt hij hun ondankbaarheid tegen de ontvangen Doop en bestraft hij hun goddeloos ongeloof.